Tel Aviv – Er hijgt iets in mijn nek. Hard zoemend staat er een lange, brede, donkere windblazer achter me. Op het eentonige gezoem dansen mijn bruine manen in de lucht. Vrij. Een blote, gebruinde, haarloze en gespierde borst van een knappe donkerharige kerel komt in mijn beeld. Met zijn verschijning siert hij de populairste daar-is-altijd-wat-te-doenstraat Dizengoff. Hij kijkt me met zijn donkere ogen aan, glimlacht ondeugend naar me en loopt me voorbij. Maze! Hij passeert de twee kleine ventilatoren tegenover me. Subtiel komt er een windvlaagje met een lekker ruikende aftershave mijn kant op. Ik inhaleer diep. Ondertussen nuttig ik een cappuccino met een dik laag opkloppend schuim, bij Caffé Caffé op het kruispunt van de straten Nordau en Dizengoff. Het ultieme vakantiegevoel komt in me naar boven als ik bewust ben van de zonnestralen die in mijn huid prikken, terwijl – rechts van mij – een rij palmboombladeren lichtjes met de wind meeveren. De steeds harder wordende Hebreeuwse verhalen en gegiechel links van mij trekt mijn aandacht. De opgetutte en half ontblote knapuitziende blondine en brunette met wespentailles passeren mijn tafel in zeer korte rokjes en sexy hakjes. Waar de orthodoxe joodse mannen zich verschuilen in een zwart gewaad, een kippá op het hoofd, een flinke bos baard en bungelende pijpenkrullen bij hun oren, is toch echt de grote vraag. Ken, ik heb er nog geen één gezien. Welkom in de luchtbel van Israel: Tel Aviv!

Topsy Beach met zijn uitfloepende borsten, strakke onthullende speedo’s en let’s play matkot

Mijn zomerjurk zwiept op en neer als ik de palmbomen in de straat Nordau volg, vervolgens afsla bij de straat Havakuk en hem uitloop en zo binnen twee minuten de Middellandse Zee voor me zie. De locals en toeristen lopen met me mee of gaan de andere kant op. De Israëliers, de mannen voornamelijk goed stevig gebouwd en de vrouwen merendeels gehuld in een maatje 36 met een goed gevuld pakketje aan de voorkant, maar bescheiden aan de achterkant. Sommigen wandelen in een korte broek of jurkje. De anderen, in dit geval de vrouwen pronken met hun lijf in een felgekleurde push-up bikini waarbij de borsten met volle zichtbare kracht grrrrrauw! naar je brullen. De vele mannen daarentegen lopen met een strakke speedo om hun besneden edele delen kleinschalig te verbergen. Ik ontwijk het eerste gedeelte van het strand waar de meeste toeristen met gillende kleuters onder de parasols te vinden zijn. Ook het stukje hondenstrand waar de mens en een horde honden samen in zee spatteren, sla ik over en wandel verder richting de Topsy Beach/Hilton Beach, pal voor het Hilton Hotel. Slippers uit en de kleine korreltjes zand masseren de onderkant van mijn voeten. Het eerste contact met de zee is onverwachts aangenaam en hij verwelkomt me direct met zijn warmte. Maar ik raak gauw overrompeld. Maze! Ik zwem en ik hap naarstig naar lucht als ik de ene heftige golf na de andere in mijn gezicht krijg. Hierna rust ik op het strand, terwijl er op diverse plekken, allemaal bij mij in de buurt, 3 Israëlische tweetallen matkot spelen. Een razend populair tennis achtige strandspel voor man en vrouw waar je de bal zo vaak mogelijk dient over te slaan.

De matkotballenvrees en de beste hummus van Tel Aviv bij Abu Hasan

Tok! Mijn lichaam probeert een poging om in slaap Tok! te vallen, maar iets houdt me tegen. Tok! Het zijn de ballen die om mijn hoofd vliegen. In ietwat gespannen houding lig ik op het strand te wachten op het moment dat de bal op mijn hoofd afkomt. Bij iedere tok ben ik voor een milliseconde gerustgesteld, maar dat slaat direct weer om. Een knorrende maag leidt me af en even denk ik niet meer aan de heen-en-weer weggeslagen matkotbal. Ik stap op en ik wacht op het hoekje van Dizengoff en Nordau, totdat mijn Israelische reisbegeleidster Liat met de Kia Sportage mij ophaalt. Ze pikt me op en we rijden naar de Ha’ Dolfin straat en we stoppen voor huisnummer 1 waar Abu Hasan op ons wacht. Een niet al te groot en simpel restaurant waar alle houten zitplekken door locals bezet zijn rond een uurtje of 2. Palestijnse mannen rennen, schreeuwen de bestellingen naar elkaar door en binnen enkele minuten heb je al datgene wat je hebt besteld op tafel. Een half uur later is de tent voor 3/4 leeg en je hebt alle rust om van Abu Hasans hummus te eten. Onze tafel is nog vies van de vorige eters. De gezette, aardige serveerder komt al met een nat schoonmaaklapje naar ons toe. Voor je het weet is hij weer terug met borden vol met kersvers gemaakte hummus. Met op een ander bord: opgestapelde warme pitabroden. Bete’avon! Bij de eerste hap proef je direct de versheid van de kikkererwtenpuree. Drijvende olijfolie, beetje tahina, peterselie, een handvol pure kikkererwten en scherpe peper voor wat extra pit erbij maken de crèmekleurige puree met pita brood helemaal compleet. Tov! “Abu Hasan heeft de beste hummus in heel Tel Aviv.”, zegt Liat tevreden.

Waan je even in Italië bij Campanello Caffe en ga bij 223 langs voor hete cocktails

Langzaamaan verdwijnt de zon onder de horizon. De straatlampen gaan automatisch aan. Het nachtleven van Tel Aviv ontwaakt. Door de actieve hoge luchtvochtigheid die me ook niet in de avond laat rusten, heb ik een luchtig zomerjurkje aan om van het benauwde gevoel te kunnen ontsnappen. Maze! Voor een Italiaans diner in het hartje van Tel Aviv zit ik bij het Italiaanse Campanello Caffe op de hoek van Ben Yehuda en Nordau waar ik van een verlekkerde droge witte wijn nip. Een spontane dame met een ringetje door haar neus laat haar mondhoeken omhoog krullen als ze voor mijn tafel stilstaat. Mijn bestelde pasta heeft ze in haar hand. Macaroni met zwarte olijven en basilicum in tomatensaus. Voor een betaalbare prijs (totaal 70 shekels), relaxte, knusse sfeer en lekker in Tel Aviv Italiaans eten en drinken, dan ga je hier naartoe! De avond gaat door en Liat trekt aan mijn arm en neemt me mee naar de bar 223, straat Dizengoff. Een klein, bruin, warm café gespecialiseerd in cocktails. Een bardame met steil, donker haar en een streng gezicht komt onze kant op. Door haar kledingstijl – witte blouse, dikke zwarte bretels, kousenbanden om de armen en een zwart strikje voor de finishing touch – gaan we ongeveer 70 jaar terug de tijd in. Als ze ons de strawberry margarita en de spicy apple martini overhandigt, verrast ze ons met een glimlach. Lehaim! Hmm. Fris en oh zo lekker fruitig. De inhoud verdwijnt zo 2,2,3, door onze slokdarm. Want het is warm. Te warm. Ik mis het gehijg in mijn nek. Achter mij puft een miezerige miniventilator een karig windje onze kant op. Waar is de lange, brede, donkere windblazer als je hem nu echt nodig hebt?