Antarctica – Chillend lig ik op de blauwe leren bank, in de buurt van de bar, waar ik naar buiten kijk. Na een aantal dagen door de zeeziektepillen te zijn gedrogeerd, komt mijn nuchtere zicht weer terug. Naar buiten gaan, dat wil ik. Ik hul me in mijn jas en mijn benen doen de rest. Slechts de buitentemperatuur van twee graden maakt me in één klap wakker. Ik adem diep in en ik houd mijn adem voor een paar seconden vast. Rustig laat ik het weer ontsnappen, terwijl ik naar de zee kijk. ‘De Ushuaia’ is alleen op de zee; geen ander schip of zeilboot is aanwezig. De boot krijgt bezoek van diverse soorten albatros vogels, een beetje lijkend op meeuwen, maar met vleugels die een spanwijdte van drie meters hebben. Vijf stuks zwerven rond de geparkeerde zodiacs, die achterin ‘de Ushuaia’ opgestapeld zijn. Na de Drake Passage voor twee dagen te hebben gepasseerd, komen we eindelijk aan bij het schiereiland van Antarctica. We varen door het English Channel, tussen Livingston en Greenwich, waar we onze eerste landbestemming naderen: Barrientos Island omringd met andere eilanden behorend tot de AITCHO Islands.

Aangekleed in mijn panty, legging en skibroek eroverheen, mijn bovenlichaam is ingepakt met een dun T-shirt, mijn paarse ‘H&M’-vest en mijn rode ski-jas. Mijn hoofd is bedekt met mijn alpaca muts en mijn handen zijn warm door mijn handschoenen. Ik sta in de rij voor de zodiacs. Aan de rechterzijde van ‘de Ushuaia’ staan alle passagiers achter elkaar, wachtend totdat de onderkant van de regenboots mogen worden schoongemaakt. Dan worden door de dokter onze namen op de presentielijst aangekruisd. Hierna mogen we de trap naar beneden aflopen waar we door de zeemannen worden opgewacht. Even een matrozenhandomhelzing en je zit in de zodiac. Met de zodiac cruisen we vlug naar het land van de Barrientos Island. Het is een pinguïnheelal. Tientallen pinguïns staan om me heen en de geur van deze wezens heeft een krachtige smerige poepgeur, die mijn kleding indringt. Je ruikt de kleine gekostumeerde donders al als je in de zodiac zit, op weg van ‘de Ushuaia’ naar het land. Ezels- en stormbandvetganzen waggelen naast ons terwijl hun vleugels naar achteren buigen, dit voor een goede balans anders zouden de pinguïns zo omvallen. Langzaam lopend met een duidelijke vijf meter afstand van de pinguïns bewondert ieder Ushuaia-passengier de grappige wezens.

Er is veel mist, het sneeuwt en een koude wind maakt mijn wangetjes rood. Sneeuwvlokken blijven op mijn wimpers plakken. Sjokkend loop ik langzaamaan voorbij de twee soorten pinguins. Tientallen ezelspinguïns staan op een berg slechts drie meter van mij vandaan. Besmeurd met modder en pinguïnpoep lopen ze moeizaam rond. Stilletjes staar ik naar ze terwijl ze ons aankijken. Ik focus me zelfs op een kleintje die volledig onder de modder zit en soort van misvormd huppelend naar mama en pappa toegaat. Boven hem vliegt een skua en hij duikt naar de kleine toe, vestigt zijn klauwen in het bemodderde vachtje en prikt met zijn scherpe snavel in het hoofdje van de kleine. Het lukt de skua niet om de kleine op te pakken, dus hij vliegt weg en komt terug voor een tweede poging. Ik wil ingrijpen, maar ik houd mezelf tegen. Weer gebruikt hij zijn klauwen en snavel. De jonkie valt op de grond. Zijn moeder krijst naar de skua, maar het heeft niet veel effect. De baby blijft trappelen met zijn poten en probeert weer op te staan. Mama krijst weer en flappert met haar vleugels. Gelukkig helpt dit en de skua verdwijnt in de lucht. De ukkie staat op en waggelt naar mama toe. Veilig en wel bij mama. Op dat moment vecht ik tegen een traantje.