Arequipa – Door een Peruaanse vent word ik opgehaald en hij rijdt me in zijn rode, oude auto naar de stallen toe. Wij komen eraan en ik hoor al de kippen ons verwelkomen. We lopen verder en ik zie al vier paardenhoofden onze kant op kijken. Met nieuwsgierige, bijna pikzwarte ogen volgen ze onze stappen. Twee paarden worden opgetut voor de rit. De grijze variant kijkt me met angstige ogen aan en z’n lichaam trilt als ‘Dr. Bibber’. Het goudbruine paard kijkt me aan, ik wil haar hoofd aanraken, maar ze ontwijkt mijn hand als ik dichterbij kom. Volgens mij mag ze me niet.

Mr. Peruaanse Cowboy oftewel mijn tour guide zit op de grijze en ik mag de bruine – die me niet mag – onder controle houden. Dat werkt niet, want het is een koppige dame en ze negeert mijn bevelen. Even later zit ik op de grijze en het koppige paard met mr. Cowboy gaat voorop, waardoor mijn paard zijn rust vindt en achter het paard aanloopt zoals hij gewend is. Ik begin mijn plek te vinden en ik word samen één met mijn paard. Drie uur zijn bijna verstreken maar omdat de tour guide mij mag, rijden we langer en krijg ik echt waar voor mijn geld. 17 Kilometer rijden we verder, terwijl mijn staartbeen door het zadel ineens pijnlijk begint te worden.

Hoe langer ik in de zadel zit, hoe meer ik door krijg dat mijn mannelijke paard opgewonden is en zich zo wild als Bambi’s Stampertje gedraagt als een charmante paardendame onze weg passeert. Maar staat er een kleine ezel in de weg, dan rent hij liever heel graag weg. Met mij op de grond achterlatend. Uiteindelijk wordt het een paardenritje van 5 (!) uur lang. Mijn staartbeen krijgt het de laatste uur dik te verduren. Toch niet zo samen één geweest, denk ik dan. De dagen erna wandel ik met een raar loopje door de straten met verbaasde blikken naar me toegeworpen. Paardrijden heb ik ook weer voor de komende 18 jaar gedaan.